woensdag 19 maart 2008

Voorlezen Frank is stout

Frank is stout

Het regent. Niet een klein beetje, nee keihard. De druppels kletteren tegen de ramen van de flat. Frank staat voor het raam. Hij wil buiten spelen en stampen in de plassen, maar het mag niet van mama. ‘Als het nou een buitje was, maar het stormt, dan ben je in een minuut kletsnat. Je wilt toch niet ziek worden, dan kun je helemaal niet meer naar buiten,’ zegt ze.

Mama zit achter de computer. Ze schrijft een brief naar een vriendin die ver weg woont, helemaal aan de andere kant van de wereld. Mama heeft diepe denkrimpels in haar voorhoofd. Het moet een mooie brief worden.

Jet knutselt. Ze maakt een huis, een auto en bomen van gekleurd karton. Op een groot vel papier tekent ze de stad. Daar zet ze alle dingen op die ze gemaakt heeft.

Doe je mee, Frank?’vraagt ze,’Het wordt mooi.’Frank heeft geen zin. Hij gooit zijn lego om en schopt drie keer, zo hard als hij kan, tegen de verwarming. Dat galmt de hele flat door. Nu weet iedereen dat hij boos is. Hij trekt aan de staart van poes Plof. Ze miauwt en verstopt zich onder de tafel. ‘Niet doen, Frank,’zegt mama. ‘Als je een boze bui hebt, mag je Plof niet plagen, ga maar puzzelen of spelen met je trein.’Maar Frank vindt alles binnen stom. Hij wil naar buiten, stoeien met zijn vriendjes. Hij gaat voor het raam staan en tuurt tussen de druppels door naar buiten. Het is stil op straat. Er zijn geen vriendjes. Frank gaat aan tafel zitten en trommelt ongeduldig met zijn vingers op tafel en roert in de verfpot van zijn zusje. ‘Mag ik computeren?’vraagt hij. ‘Wat ben jij vandaag gezellig,’zegt mama. ‘Je ziet toch dat ik een brief aan het schrijven ben. Je kunt echt niet naar buiten. Ga maar op je kamer zitten, want wij zijn druk bezig.’Frank steekt zijn tong uit en slaat de deur hard dicht, zodat de ruiten rinkelen.


Bah, d’r is niks aan vandaag,’moppert hij als hij in zijn kamer is. Hij weet gewoon niet waar hij mee moet spelen. Hij kijkt in zijn kast, er staat een legoauto, maar hij heeft geen zin om daarmee te spelen. Er ligt een puzzel die bijna af is. Frank trekt de stukjes los en rommelt ze door elkaar. In een laatje vindt hij een paar dikke viltstiften. Die heeft hij van papa gekregen, hij was ze helemaal vergeten. Frank probeert of ze het nog doen en zet een rood streepje op het behang boven zijn bed. Hij zet ook een groen, een geel, een blauw en een zwart streepje. Alle stiften doen het nog als nieuw. Frank krijgt een goed idee. Het mag vast niet van mama, maar hij doet het lekker toch@ Hij kiest de rode stift en dan tekent hij een huis op het behang. Een huis met heel veel verdiepingen, dat is de flat. Frank moet op een stoel gaan staan om de bovenste verdieping te kunnen tekenen. Het wordt heel mooi. Hij telt eerst tot drie en dan nog een keer tot drie en dan toto twee, dan weet hij precies waar de achterste verdieping is. want daar woont hij met papap en mama en Jet. Voor het raam van de achtste verdieping tekent hij zichzelf. Een blond jongetje met stekeltjeshaar. Het jongetje lacht niet.


Het regent nog steeds en de wind loeit om de flat. Maar na een tijdje merkt Frank daar niets meer van. Hij tekent met zijn tong uit zijn mond, dikke zwarte druppels en regenwolken. Hij tekent zijn vriendje Yusef die stampt. Hij tekent een klimrek en een schommel en een wip en overal spelen kinderen. Hij tekent en tekent, zijn hele kamer vol. Er zijn bijna geen witte plekjes meer op het behang.


In de kamer is mama klaar met de brief en Jet heeft een mooie stad gemaakt. ‘Ik denk dat Frank nu tocht wel aan het spelen is,’zegt mama.’Het is zo stil in zijn kamer.’’Zal ik even gaan kijken wat hij aan het doen is?’vraagt Jet. ‘Dat is goed,’zegt mama, ‘dan zet ik een kopje thee.’ Op haar tenen loopt Jet naar Franks kamer. Misschien is hij in slaap gevallen. Ze opent de deur op een kier en gluurt met één oog naar binnen. ‘Ooh.’Dan slaat ze van schrik haar hand voor haar mond. Frank staat boven op de kast. Zijn wangen zijn vuurrood en zijn kleren en handen zitten onder de viltstift. Alle muren van zijn kamertje zijn volgetekend.

Oh,oho!’roept Jet nog een. Mama komt kijken. Ze wil weten wat er aan de hand is. Net als Jet kijkt ze heel verschrikt. ‘Frank, wat heb je gedaan? Ben je nou helemaal mal geworden? Dat behang zit er pas een half jaar op.’ ‘Vind je het niet mooi, mama?’vraagt Frank. Hij is heel trots. Mama vindt het erg stout van Frank, maar ze laat het niet merken. Ze is allang blij dat zijn boze bui weg is en ineens begrijpt ze waarom Frank zijn hele behang vol moest tekenen. Meestal als hij boos is, gaat hij stampen met zijn voeten, schreeuwen of ruziemaken met zijn zusje. Maar vandaag heeft hij zomaar zijn boze bui weg getekend. Mama zucht, maar ze moet toch ook wel een beetje lachten. ‘Ik ben blij dat je weer wat vrolijker bent. Teken er maar een grote zon bij, want het regent heus niet altijd, Frank.’Frank tekent een grote rode zon met lange stralen en een lachend gezicht. Eén zonnestraal raakt precies het boze jongetje voor het raam van de achtste verdieping. Frank geeft hem vlug een lachende mond. ‘Lachen is leuker dan boos kijken!’zegt hij. ‘Dat vindik ook,’zegt mama.

Geen opmerkingen: